Wat begon als een bescheiden kelder met vrijwilligers die zeevogels probeerden te redden, is na 40 jaar uitgegroeid tot een professioneel opvangcentrum waar dierenartsen en tientallen vrijwilligers samenkomen om gewonde vogels en wilde dieren een tweede kans te geven. “Het is ongelooflijk hoe we gegroeid zijn. Soms moet ik mezelf knijpen om te geloven dat we dit allemaal opgebouwd hebben”, klinkt het bij directeur Claude Velter.
Het verhaal van het Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren Oostende begint in de jaren ‘80, toen de Belgische kust elke winter geteisterd werd door olierampen. De stranden lagen vol met besmeurde zeekoeten en alken. Een groepje vogelliefhebbers, onder wie leden van De Wielewaal en vrijwilligers van de jeugdherberg in Oostende, kon niet langer toekijken. Ze richtten het Centrum Middenkust op, met een educatieve poot en een bescheiden vogelasiel. “We zaten in een leegstaand kantoortje. De waterleidingen bevroren in de winter, we hadden geen verwarming… en toch wisten we die winter bijna 500 vogels te redden. Dat lijkt vandaag misschien weinig, maar toen was dat een titanenwerk”, lacht Claude Velter, directeur van het VOC.

In 1985 verhuisde het jonge vogelasiel naar een oud hotel in Mariakerke. Eindelijk ruimte voor educatie, zeeklassen en een beetje organisatie. Het was het begin van een dubbele missie die tot vandaag voortleeft: dieren redden én mensen bewustmaken. In januari 2002 kwamen er plannen van de provincie voor een nieuwe locatie in Domein Raversijde met goedkeuring van de stad. Een enorme opsteker, want het centrum kende een toenemende instroom van dieren en een gebrek aan buitenkooien en educatieve ruimte.
Veren inplanten
“Onze organisatie is heel organisch gegroeid”, legt Claude uit. “Door die olieslachtoffers hebben we technieken moeten ontwikkelen die we nu als specialiteit hebben. Watervogels, futen, aalscholvers… Ze komen binnen uit heel België. Het implanteren van veren is ook een techniek waarin we sterk staan. En dat delen we nu met buitenlandse collega’s.”
“Soms moet ik mezelf knijpen om te geloven dat we dit allemaal opgebouwd hebben” – Claude Velter
“Een van mijn meest memorabele herinneringen? Dat is zeker de Tricolor-ramp in 2003”, zegt Claude. “Onze stranden lagen vol van de met olie besmeurde vogels. Van de meer dan 10.000 olieslachtoffers werden er bijna 5.000 levend binnengebracht. De eerste dagen waren apocalyptisch. We kregen een leeg gebouw toegewezen, zonder toiletten. Het OCMW bracht maaltijden, er kwamen donaties van drank en pizza. Ik liep rond met drie telefoons tegelijk. En toch bleven de vogels komen. Soms tot wel 400 per dag. Honderden vrijwilligers werkten wekenlang zeven dagen op zeven. Het was hectisch, vermoeiend, en tegelijkertijd het begin van een professioneel VOC zoals we dat nu kennen én de aanzet voor het latere Europese samenwerken.”
Vrijwilligers en projecten
Door de grote media-aandacht groeide het aantal binnengebrachte dieren in tien jaar van 500 naar 2.000 per jaar. Het VOC kreeg erkenning en ondersteuning van de stad Oostende en de provincie. De focus verschoof meer en meer van louter noodopvang naar wetenschappelijke onderbouw en specialisatie. “Een wild dier krijgt bij ons geen naam. Killed by love, zeg ik altijd”, duidt Claude. “Je mag die dieren niet behandelen alsof het huisdieren zijn. Ze moeten leren van soortgenoten, niet van mensen. Daarom zoeken we ook actief contact met andere centra als we maar één exemplaar van een soort hebben.”
Vandaag telt het VOC Oostende ongeveer 150 medewerkers, waaronder vier tot zes vaste dierenverzorgers, maar ook tientallen vrijwilligers. Een van de meest succesvolle initiatieven is het Meeuwenteam, dat al 30 jaar draait en ondertussen erkend wordt door de stad Oostende. “We zijn veel groter dan mensen denken”, zegt Claude lachend. “Niet qua gebouw, maar qua organisatie. We hebben wetenschappelijke studies, stagiairs, internationale samenwerkingen, projecten zoals het vogelgriepteam en natuurlijk het Meeuwenteam. Dat is iets om trots op te zijn.”
“15 jaar geleden verhuisden we naar ons huidige opvangcentrum in het domein Raversyde. We waren toen nog een heel kleine organisatie. Dat was een gigantisch gebouw voor ons. Nu wordt het qua buitenkooien ook wat te klein”, zegt Claude. “Onze focus ligt op wilde dieren. Katten en honden behandelen we niet. Maar als er opnieuw 800 vogels worden binnengebracht, gaan we ze alle kansen geven.”
Toekomstvisie
Na 40 jaar is het VOC uitgegroeid tot een professioneel opvangcentrum met internationale faam. Maar de uitdagingen zijn groot. “De toekomst? Eerst en vooral financiële stabiliteit”, zegt Claude. “De overheid legt ons heel wat nieuwe veiligheidsregels op, maar hoe moeten we dat allemaal betalen? Dat is aan ons om op te lossen. Ik ben fulltime bezig met geld zoeken, terwijl ik eigenlijk met inhoud bezig zou moeten zijn of liever mijn schouder zou zetten onder het bouwen van onze nieuwe gebouwen. Donateurs en vrijwilligers zijn onze levenslijn. Als de overheid de lat hoger legt, moeten ze ook mee investeren vind ik.”
Toch blijft er optimisme. “Ik ben trots dat ons centrum vandaag een voorbeeldproject is, met sterke teams en wetenschappelijke onderbouw. Elke vrijlating, zoals die van de gezenderde kiekendieven, is uniek en maakt duidelijk waarom we dit doen. Als we blijven bouwen op onze vrijwilligers en steun vinden bij de mensen, zie ik de toekomst positief tegemoet.” (Zana Bulteel)
The post Opvangcentrum voor Vogels en Wilde Dieren bestaat 40 jaar: met dank aan de vrijwilligers is provided by KW.be.