In de rijke geschiedenis van de Ronde van Frankrijk werd het bergklassement drie keer gewonnen door een West-Vlaamse renner: Sylvère Maes in 1939 en Félicien Vervaecke in 1935 en 1937. Die laatste won nooit de Tour, maar stond drie keer op het eindpodium en was de ontdekker van ene… Eddy Merckx.
Félicien Vervaecke, geboren op 11 maart 1907 in Dadizele, kent geen makkelijke jeugd, want op zijn dertiende verliest hij zijn moeder, vader en broer in drie maanden tijd. Vervaecke gaat werken in een wolfabriek en begint in 1926, in navolging van zijn ruim zeven jaar oudere broer Julien, te koersen. In 1929 maakt hij zijn profdebuut. Hoewel hij in Ronse meteen zijn eerste profkoers wint, komt zijn carrière traag op gang. Zijn legerdienst, een schouderbreuk en een gebrek aan discipline – Vervaecke staat bekend als een echte vrouwenzot – zorgen ervoor dat hij niet meteen uitblinkt.
In 1932 rijdt Vervaecke zijn eerste Tour, maar na een val in de zesde rit loopt hij een schouderbreuk op en moet hij opgeven. In 1933 sukkelt hij met maagproblemen. Pas op zijn 27ste, in 1934, breekt Vervaecke door. Hij wint een bergrit in de Giro en wordt vierde in de Tour. Miroir des Sports noemt hem de klimrevelatie, al heeft het wielermagazine wel bedenkingen bij Vervaeckes aparte manier van rijden. “Hij is te lelijk om naar te kijken: schokkend en zwoegend op zijn fiets, het gezicht steeds met een grimas, steeds zijn witte tanden tonend, bezit Vervaecke een zelden geziene onstuimigheid.”
De Tour van Romain Maes
In 1935 is Vervaecke opnieuw in uitstekende doen in de Tour. Hij wint het bergklassement, wordt derde in de eindstand en helpt zijn land- en ploeggenoot Romain Maes aan eindwinst. “Die Tour had ik, als ik mijn eigen kans had mogen gaan, met een uur voorsprong moeten winnen”, zou Vervaecke zijn hele leven blijven beweren.
In een interview met Humo in 1973 vertelt Romain Maes zijn versie van de feiten. “In de derde Alpenrit van Gap naar Digne-les-Bains had ik een mindere dag, demarreerde Vervaecke en lapte hij me acht minuten aan mijn been. In de Pyreneeënetappe van Perpignan naar Luchon, een rit van 325 km met vijf cols, gebeurde hetzelfde. Ik had een indigestie gehad, een hele nacht op de wc gezeten en zitten kotsen. Om vijf uur was ik opgestaan. René Vietto viel na 80 km aan, waarna Vervaecke zei dat hij hem ging halen. Maar wat deed hij: hij ging erop en erover en pakte 20 minuten op mij. Ik had natuurlijk nog wel de gele trui, maar ploeggeest is anders. Twee dagen later heb ik hen allemaal Sylvère Maes, Vervaecke en de Italiaan Morelli op tien minuten gereden. Toen was de Tour beslist.”

Ook in de Tour van 1936 is Vervaecke in prima doen. Voor aanvang van de 16de etappe, een loodzware Pyreneeënrit van Luchon naar Pau met onderweg de beklimmingen van de Peyresourde, Aspin, Tourmalet en Aubisque, staat Vervaecke vier minuten in het krijt bij zijn ploegmaat Sylvère Maes. Hij rijgt de tegenslagen echter aaneen. Eerst begeeft zijn fiets het en moet hij een toeschouwer overtuigen om de zijne uit te lenen. Vervolgens krijgt hij een lekke band, waarna Tourofficials hem dwingen om op de volgwagen te wachten. Wanneer Vervaecke zijn weg kan voortzetten, sluit hij aan bij Antonin Magne, de derde in het klassement, maar beiden worden door de jury bestraft voor een onreglementaire bevoorrading. Vervaecke krijgt tien minuten straftijd, Magne slechts vijf. De West-Vlaming zakt daardoor naar de derde plaats in de stand. Sylvère Maes wordt de rest van de Tour niet meer bedreigd. In Parijs staat Vervaecke opnieuw op het podium als derde, weliswaar op bijna een halfuur van de Gistelnaar.
Duel met Gino Bartali
In 1937 wint Vervaecke voor de tweede keer het bergklassement in de Tour. De felbegeerde bolletjestrui draagt hij echter nooit – die zou pas in de editie van 1975 worden ingevoerd. In 1938 trekt Vervaecke met grote ambities naar de Tour. Terecht, want in de Pyreneeënetappe naar Luchon verovert hij de gele trui. Vervaecke blijft acht dagen aan de leiding, maar in de koninginnenrit door de Alpen, met de beklimmingen van de Col d’Allos, Col de Vars en Col d’Izoard, grijpt de Italiaanse wereldtopper Gino Bartali de macht. Op de Izoard moet Vervaecke van de fiets met een lekke band, net op het moment dat Bartali zijn duivels ontbindt. Het verdict aan de finish is zwaar: 17 minuten. Vervaecke is serieus onder de indruk van Bartali, die uiteindelijk verdiend de Tour wint. Bij de start van de laatste rit schenkt hij de Italiaan een horloge, omdat hij het een eer vindt om als tweede achter hem te eindigen.
In die periode opent Vervaecke in de Rijselstraat in Menen een café: Au Ballon d’Alsace, genoemd naar de beroemde col uit de Tour. In 1939 rijdt Vervaecke zijn laatste Tour, maar moet hij ziek opgeven. De Ronde van Frankrijk wint Vervaecke nooit. Hij staat wel drie keer op het eindpodium, wint zes etappes, zet twee keer het bergklassement naar zijn hand en komt als eerste boven op legendarische Tourcols als de Portet d’Aspet (1935), de Aspin (1935), de Aubisque (1936), Peyresourde (1938) en Iséran (1938). “De ongekroonde bergkoning van de Tour”, noemt toenmalig wielerjournalist Karel van Wijnendaele hem.
Vervaecke wordt Merckx’ eerste mecanicien, verzorger en raadsman
Enkele maanden na zijn laatste Tour begint de Tweede Wereldoorlog. Vervaecke heeft tijdens zijn carrière voldoende geld bijeengesprokkeld – hij koerst in een tijdperk waarin het prijzengeld in de Tour nog volstaat om een huis te kopen en verkast van Menen naar Brussel, waar hij onderduikt. Zijn broer Julien, die in 1930 Parijs-Roubaix wint en vier keer in de top tien van de Tour eindigt, vergaat het minder goed. Wanneer een Poolse afdeling van het Britse leger in mei 1940 de inboedel van zijn café aan de Leiebrug in de Rijselstraat op straat sleurt om de brug te barricaderen tegen de oprukkende Duitsers, verzet Julien zich tegen de confiscatie van zijn huisraad. Hij wordt met geweld meegesleurd en net voorbij de Frans-Belgische grens in Roncq neergeschoten. Het is onduidelijk wat er exact gebeurd is, maar pas een jaar later wordt het stoffelijk overschot van Julien teruggevonden. De Britse overheid biedt later haar verontschuldigingen aan en keert aan de weduwe van Julien een schadeloosstelling uit.
Fietsenzaak in Laken
In 1946 opent Vervaecke een grote fietsenzaak in de Rue Marie Christine in Laken. In 1959 komt daar een 14-jarig jongetje binnengewandeld om zijn eerste fiets aan te schaffen. Het is het zoontje van ene Jenny Pittomvils, een vrouw die in haar jonge jaren nog in Menen in Hotel de la Paix, rechtover het café van Vervaecke, gewerkt heeft. Het jongetje in kwestie blijkt talent te hebben om te fietsen, waarna Vervaecke zich over hem ontfermt. Hij heet Eddy Merckx. Vervaecke wordt Merckx’ eerste mecanicien, verzorger en raadsman.
Wanneer Merckx in 1962 het Belgisch kampioenschap op de weg voor nieuwelingen in Libramont wint, zegt Vervaecke: “Ik heb de renner gezien die als eerste Belg na de Tweede Wereldoorlog de Tour zal winnen.” Merckx: “Die 15de juli van 1962 spookte al een tijd door mijn hoofd. In het verre Libramont wilde ik me tonen. Zo herinner ik me dat ik, samen met Félicien Vervaecke, een van de weinige jonge renners was die het parcours ging verkennen. Een bewijs van hoe ernstig ik toen al het wielrennen opvatte. Vervaecke was profrenner geweest, zag dat ik iets kon en begon mij te helpen, vooral door raad te geven. Hij zei: nooit twee dagen na elkaar fietsen. Ge gaat nog genoeg moeten koersen als ge prof zijt. Ik moest mijn lichaam laten recupereren en heb geluisterd. Ik heb nooit twee dagen na elkaar gekoerst, toch niet bij de jeugd.”
Dankzij Vervaecke leert Merckx ook zijn toekomstige vrouw kennen. Merckx: “Félicien was mecanicien van de nationale ploeg en kende zo Lucien Accou, de bondscoach op dat moment. Vervaecke zei: het zou goed zijn als je Lucien leert kennen. Zo’n contact kan van pas komen. Hij nam me mee naar het café van Lucien, Café La Tourelle. Vanaf dan ging ik er regelmatig langs. Eerst voor koffie, maar na een tijdje ook voor Claudine, de dochter. (glimlacht) De rest is geschiedenis.”
Op de piste met Sercu
Vervaecke laat zijn poulain als jeugdrenner ook trainen op de piste in het Sportpaleis in Brussel, waar Merckx in de winter van 1961-1962 Izegemnaar Patrick Sercu leert kennen. Vervaecke is al van tijdens zijn eigen carrière goed bevriend met de vader van Patrick, Albert Sercu. Het klikt tussen Merckx en Sercu. In 1964 kronen ze zich tot Belgisch kampioen ploegkoers en beiden nemen dat jaar deel aan de Olympische Spelen in Tokio, waar Sercu goud op de kilometer wint. In 1965 maken Merckx en Sercu hun profdebuut bij Solo-Superia.
Het is in die periode dat het contact met Vervaecke verwatert. “Toen Sercu en Merckx in Berlijn hun eerste zesdaagse bij de beroepsrenners gingen rijden, meende Vervaecke dat hij als mecanicien zou mee mogen”, staat er te lezen in het boek Van Libramont tot Heerlen van Louis Clicteur en Lucien Berghmans in het jaar 1967. “Zijn ploeggenoot Sercu had echter zijn eigen mecanicien aangeworven. Vervaecke voelde zich benadeeld en ging een akkoord aan met Leandro Faggin. Zijn wegen en die van Merckx gingen uit elkaar.”
Vervaecke overlijdt in 1986 op 79-jarige leeftijd. “Waar ik was, was hij ook”, laat Merckx ooit optekenen. “Ik ben hem daar dankbaar voor. Hij is er intussen niet meer, maar de woorden van dank zijn wel uitgesproken tussen ons.”
The post 90 jaar geleden won Félicien Vervaecke het bergklassement in de Tour: de eerste West-Vlaamse bergkoning is provided by KW.be.