Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief. Deze keer richt hij zich tot Urška Žigart, de verloofde van Tadej Pogacar. Urška mag altijd antwoorden: [email protected].
Beste Urška,
Ik schrijf je met het diepe respect dat iemand hoort te hebben voor een vrouw die zelf de top van de sportwereld bestormt en thuis ook nog eens samenleeft met de sterkste benen en hart van het hele universum.
Momenteel lijkt het alsof we jouw verloofde Tadej Pogacar niet meer als mens van vlees en bloed kunnen beschouwen. Is hij van titanium en schijnen in zijn lichaam fonkelende lichtjes gevoed door batterijen die nooit leeglopen? Het is om gek van te worden, in de beste betekenis van het woord. Ja, er schuilt wanhoop in mijn schrijven. Wij, arme stervelingen, kijken koers met het verlangen naar een strijd op leven en dood tussen kampioenen. Tadej gunt ons die niet meer. Zijn intuïtie bepaalt wanneer hij de rest degradeert tot figuranten in zijn televisiespel. En die prikkel komt steeds vroeger.
Vorig jaar werd hij wereldkampioen in Zürich na een vlucht van meer dan honderd kilometer. Een heel peloton toeterde een jaar lang: ‘Dit flikt hij ons geen tweede keer meer!’ En toen kwam Kigali. ‘Copy paste’. Soms twijfelen we eraan of hij op weg is naar de bakker waar hij niet te laat wil aankomen uit angst dat er geen croissants meer zouden zijn of gewoon hard rijdt op zoek naar een zoveelste succes.
Beste Urška, jouw toekomstige man is op een fiets de ultieme vorm van wielerkunst en toch is zijn manier van winnen ook pijnlijk omdat zo’n eenzame ondernemingen ons eraan herinneren dat zelfs de mooiste sport ter wereld niet opgewassen is tegen absolute perfectie. Waar veelvraten of kannibalen in het verleden van de wielrennerij een legioen kritikasters en tegenstanders opbouwden, is dat bij Tadej gelukkig niet het geval. Je kan hem niet eens haten. Daarvoor is hij te aardig, charmant en toegankelijk. Arrogantie is hem vreemd. Maar genoeg is genoeg. We zijn even klaar met zijn monsterontsnappingen. Ik hoor van vrienden die tot voor kort zot waren van de koers dat er geen zak meer aan is om uren aan een stuk voor een televisietoestel te zitten en naar een eenzame fietser te moeten turen.
“Zou jij er voor kunnen zorgen dat de motor van Tadej op halve toeren draait?”
Daarom, lieve Urška, schrijf ik je deze schalkse bede: ‘Zou jij er deze week misschien voor kunnen zorgen dat de motor een beetje op halve toeren draait komende zaterdag in de Ronde van Lombardije?’ Je hoeft je niet op het pad van sabotage te wagen. Een schroefje van het versnellingsapparaat losdraaien is nergens voor nodig, pasta met een kleine portie lood ook niet, laat staan dat je hem van vrijdag tot zondag zou moeten opsluiten in het tuinhuisje. Dat vragen we niet.
Misschien kan je hem wel een nacht of drie wat langer wakker houden. Je begrijpt zonder twijfel wat ik bedoel. Allebei op de rug in bed en vertellen over de voorbije periode en vooruitblikken naar de toekomst. De gesprekken gaande houden tot een gat in de nacht. Jij moet dat kunnen. Jij bent zijn kompas, zijn rust en glimlach. Naar jou luistert hij en blijft hij luisteren. Desnoods tot vier uur ’s ochtends. Als er iemand is die het wonder een tikkeltje menselijkheid kan teruggeven, moet jij het zijn.
Ik bedoel het niet kwaad, Urška. Maar we snakken allemaal naar een koers die opnieuw spannend is. Een wedstrijd waarin de tegenstand en zaterdag is dat allicht opnieuw vooral Remco Evenepoel nog dertig kilometer langer kan veinzen dat Tadej te kloppen is. Allicht heb jij een geheim wapen dat wij niet kennen. Een kus die iets te lang blijft plakken? Een blik die hem zo bronstig maakt dat hij het slaaptekort de komende dagen opstapelt? Misschien ga je dan niet als vrouw van de onverslaanbare de geschiedenis in, maar als de muze die hem er zachtjes aan heeft herinnerd dat de kunst van het verliezen ook charme inhoudt.
Dus, beste Urška, als er zaterdag op tien kilometer van de streep in Bergamo nog strijd is, gaan wij even aan jou denken. Als hij een kwartier later opnieuw wint, staan José en ik gewoon recht in de commentaarcabine en gaan we hardop applaudiseren en uitschreeuwen dat hij het heeft verdiend. Want klasse is klasse en talent zelden te temmen.
Ik groet jullie met veel bewondering, een vleugje wanhoop en een glimlach groter dan die van de Madonna del Ghisallo,

The post Karl Vannieuwkerke schrijft een brief naar Urška Žigart: “We snakken allemaal naar een koers die opnieuw spannend is” is provided by KW.be.