Het gelichte anker van de legendarische driemaster ‘Belgica’ waarmee Adrien de Gerlache en zijn bemanning als allereersten overwinterden op de Zuidpool, krijgt zijn definitieve bestemming op de Oostendse Oosteroever. Een blijvende herinnering aan het schip, de expeditie, haar pionierende leider en bemanning die trouwens ook een nauwe band had met Oostende. Dit met dank aan het Belgica Genootschap en het VLIZ.
Het gerestaureerde en geconserveerde 700 kilogram zware anker rust nu in de schaduw van het Marien Station van het VLIZ en ’s nachts onder het licht van Lange Nelle als stille maar krachtige getuige van de legendarische Belgica-expeditie van 1897-1899, o.l.v. Adrien de Gerlache (1866-1934).
Na zijn studies Toegepaste Wetenschappen volgde de Gerlache een opleiding bij de Marine in Antwerpen en later ook aan de Zeevaartschool in Oostende. Daar haalde hij het brevet van tweede luitenant op de grote vaart. Al rap kreeg hij de post van officier op de mailbootdienst Oostende-Dover en bevorderde er later tot eerste luitenant. In 1894 behaalde hij zijn diploma van Kapitein ter lange omvaart. Zijn reis naar Antarctica met de Belgica in 1897-1898 en de penibele overwintering in het pakijs was meteen de eerste die op een wetenschappelijke wijze het ‘laatste continent’ onderzocht. Onder ruime belangstelling vertrok op 16 augustus 1897 het schip vanuit Antwerpen. Aan boord ook 2de luitenant Roald Amundsen die er in 1911 in slaagde om als eerste de geografische zuidpool te bereiken. De 36 meter lange Belgica liep met haar 19 koppige bemanning wegens motorpech nog even binnen in Oostende. Hier lag het schip aangemeerd naast het koninklijk jacht Alberta van Leopold II, die het project niet erg genegen was maar toch een hoffelijkheidsbezoek bracht aan het schip. Van hieruit vertrok de expeditie definitief op 22 augustus naar de Zuidpool. In 1905 is de Belgica nog gefotografeerd in het huidige Mercatordok recht voor het O.-L.-V.-college. Opmerkelijk: Op 2 april 1959 kwam de bemanning van de eerste Belgische expeditie o.l.v. zijn zoon Gaston de Gerlache in Oostende aan.
Wrak
Ooit koos deze houten driemaster als Patria het ruime sop als walvisvaarder vanuit het Noorse Svelvik. In 1896 kocht de Gerlache het vaartuig en doopte het om tot Belgica. Na de spraakmakende Zuidpoolexpeditie werd het schip achtereenvolgens nog uitgerust als walvisvaarder en Arctisch onderzoeksschip. Vanaf 1916 deed het als Isfjord nog dienst voor kolentransport tussen Spitsbergen en Noorwegen en drijvend visverwerkend platform. Om eind de jaren 1930, als kolenopslagplaats te eindigen. Gevuld met Britse munitie zonk het schip in de meidagen 1940 na een Duitse luchtaanval. Pas in 1990 zouden duikers van een lokale club het wrak herontdekken in een baai in het Noorse Harstad, op 22 meter diepte zo’n tweehonderd meter uit de kust. Het schip werd dan wel als maritiem erfgoed beschermd, maar was te wrakkig om nog te bergen. Wel schonk de eigenaar van het vaartuig, Kristian Holst, een van de twee originele ankers aan het Arctisch museum in Tromsø.
Belgica Genootschap
En dan kwam het Belgica Genootschap het verhaal binnengevaren. Met reder-ter-visserij Willy Versluys als voorzitter, kleinzoon Jean-Louis de Gerlache, maritieme archeologen Marnix Pieters, Tom Lenaerts en Tomas Termote en algemeen directeur van het VLIZ Jan Mees als medestichters. Deze vzw had als doel bij te dragen tot de kennis van Belgisch maritiem erfgoed. Kort daarop werd het Genootschap eigenaar van het wrak na een milde schenking van de erfgenaam van de laatste eigenaar Kristian Holst. Helaas was het schip toen al niet meer te redden.
Leden van het Genootschap reisden een paar keer naar het hoge noorden en konden een aantal karakteristieke scheepsonderdelen opduiken. Het tweede anker werd naar aanleiding van een bezoek aan Noorwegen van het Belgica Genootschap, aan deze vzw gedoneerd. Toen de vzw haar activiteiten staakte, schonk Willy Versluys als bezieler van het project vorig jaar het tweede anker aan het VLIZ. Daar werd het anker in de voorbije jaren na het verwijderen van zouten en corrosie vakkundig geconserveerd en op woensdag 19 maart officieel onthuld door gouverneur Carl Decaluwé die nog eens een oproep deed aan onze overheden om het langdurig dispuut met de Franse rederij Genavir, die het oceanografisch vaartuig Belgica beheert, op te lossen.
Ensor en de Gerlache
Van 1890 tot 1902 woonde de Gerlache, als luitenant op de mailboten, in de Rogierlaan 60. In het begin van WOI werkte hij als marineofficier aan de ontruiming van de Oostendse haven van en het transport van de vele vluchtelingen. Later tekende hij als directeur van het Zeewezen het ontwerp van de driemaster en opleidingsschip Mercator.

Tijdens zijn jarenlange verblijf in Oostende moeten de De kunstschilder en de ontdekkingsreiziger elkaar ontmoet hebben in hun beider liefde voor Oostende en de zee. Maar ook in Brussel hadden ze gemeenschappelijke vrienden. Als Academiestudent was Ensor kind aan huis bij de familie Rouseau. Vader Ernest was professor en rector aan de Vrije Universiteit. Zijn zoon Ernest jr. woonde toen op een boogscheut van de Gerlache. Misschien was die laatste ooit te gast tijdens een van de vele avondlijke reünies ten huize Rousseau waar kunstenaars, politici, wetenschappers en anarchisten elkaar ontmoetten, samen musiceerden, en discussieerden? Ensor was ook stichtend lid van de avant garde groep Les XX. Hoogstwaarschijnlijk moet de Oostendenaar daar op een van de vele kunstsalons de Gerlache, die veel kunstenaars kende, hebben ontmoet. Zeker is dat Ensor zijn ets Les Patineurs opgedragen (‘voor Adrien’) en geschonken heeft aan de Gerlache.
The post Anker van driemaster Belgica krijgt plaatsje op Oosteroever is provided by KW.be.