Als geen ander kent Brugge een boeiende geschiedenis. Die bestaat niet enkel uit grootse gebeurtenissen, maar nog meer uit vele petites histoires, kleine wetenswaardigheden die zelden of nooit worden opgerakeld. In de reeks ‘Brugsche vertalseltjies’ diept gediplomeerd stadsgids Chris Weymeis weetjes op uit een rijkgevulde historische grabbelton. Deze week: ’s avonds gingen de stadspoorten op slot.
We kunnen het ons maar moeilijk voorstellen, maar wie vóór 1860 Brugge binnen of buiten wou gaan, hield maar best rekening met de openingsuren van de stadspoorten. Het was begin 1818, tijdens het Hollands Bewind, dat werd beslist om ’s avonds de stadspoorten te sluiten en ’s morgens te openen. Er bestond echter geen eensluidend uur waarop dat gebeurde. Alles hing af van het seizoen.
Zo gingen de poorten tussen 1 en 15 januari 1818 pas open om 6.30 uur en sloten ze al om 17 uur. Van 1 tot 15 maart mocht men al om 5 uur ’s morgens de stad verlaten en moest men ten laatste om 19 uur opnieuw binnen zijn. Het beste was men af in de zomer. Zo openden de poorten tussen 16 mei en 31 juli al om 3 uur en sloten ze pas om 21.30 uur.
Klokje
Om het sluiten en openen van de poorten aan te kondigen, werden klokjes geïnstalleerd, zoals nog te zien bovenaan de Ezelpoort en de Smedenpoort.
Uiteraard gebeurde het wel eens dat men te laat aan de poort aankwam. Dat kon men mits betaling van een retributie en via een klein poortje toch de stad nog in. Volgens de Brugse ereconservator Willy Dezutter moest de persoon die in 1838 tot een één uur na sluitingstijd aan de poort stond, tien centimes betalen. Was men meer dan één uur te laat, dan was dat twintig centimes. Er bestonden nog andere retributies, zo onder andere voor wie met een rijtuig aankwam. Voor hen werd het tarief bepaald door het aantal paarden die het rijtuig trokken.
Er waren natuurlijk ook personen die vroegtijdig de stad wilden verlaten. Dit was enkele toegelaten voor diegenen die beschikten over een vergunning of hiervan waren vrijgesteld.

De openingsuren verdwenen in 1860 samen met de afschaffing van het octrooirecht. Dit was een soort invoertaks die in de octrooihuisjes aan de stadspoorten moest worden betaald. Voor sommige stadspoorten betekende dit ook het begin van het einde. Zo werd in 1862 de Katelijnepoort gesloopt. De Boeveriepoort volgde in 1863 en de Dampoort in 1871.
Ook het ‘beroep’ van portier of poortwachter verdween. Dat sommigen fier op hun taak waren, bewijst ene J. Pulinx, portier van de Smedenpoort. Hij liet zelfs een porseleinkaartje en in 1845 een nieuwjaarskaart drukken, mogelijk bedoeld om van zijn ‘vaste klanten’ die altijd te vroeg of te laat kwamen een fooi te ontlokken!
Herlees hier alle afleveringen.
The post Brugsche vertalseltjies(10): ’s Avonds gingen de stadspoorten op slot is provided by KW.be.